Cuba is bijzonder...

Cuba is bijzonder wegens

- de CUC en de CUP.
Een kopje koffie kost bij het stalletje hier tegenover ons appartement in Habana 1 CUP (ofwel MN, Monedo Nacional), op het terras in Habana Vieja 2 CUC, 50 keer zo duur. Toegegeven, bij het ene zit de suiker er al ongevraagd in, bij het andere niet, daar staat de suikerpot naast. En misschien was die goedkope zoete koffie wel vermengd met gemalen bonen, maar dat was niet te proeven.
Een beetje kamer bij een particulier kost 25 CUC en dat is de helft of meer van het gemiddelde maandloon bij een staatsbedrijf.
Een puro koop je voor 1 CUP bij een stalletje, een sigaar met een blauw bandje ‘El Credito’, formaat corona. Dit formaat wordt in de officiële tabakswinkels verkocht voor minimaal zo’n 2 à 3 CUC, pakweg 75 keer zo veel.
Gezien: het Gran Teatro de la Habana zoekt medewerkers. Het hoogst geboden loon 455 CUP, voor een ‘especialista C en ahorro y uso racional de energía’, ‘nivel superior (universitario)’. 455 CUP, dat is rond 15 euro. Laagste: 305 CUP, rond 12 euro, voor een ‘auxiliar de limpieza’ ofwel schoonmaker. Interessante toevoeging bij alle: ‘todas las plazas tienen como complemento salarial lo correspondiente al estipiendo para el almuerzo en cuc y la estimulación de partir de los ingresos del teatro’. Ofwel: een toelage in cuc voor het middagmaal en de mogelijkheid om te delen in de inkomsten van het theater.

- de overheid, de staat, el estado, is overal en beheerst veel. Dat zeggen de Cubanen, dat zie je in steden en dorpen. Minstens een kwart van de auto’s is van staatsinstellingen, dat zie je aan de B op het nummerbord. Geldt ook voor de Collectivas of Cooperativas Populares. Ze zijn niet noodzakelijkerwijs nieuwer dan de overige vehikels. Overigens is in sommige andere landen de overheid natuurlijk bijna net zo aanwezig, alleen valt dat minder op.

- de opschriften langs de wegen. Hier nog geen reclame voor artikelen of winkels, maar voor de Partij en alles wat ermee samenhangt. ‘Hasta la victoria siempre. Che’. Of: ‘Solidaridad, compromiso y victoria’. Of: ‘Somos Fidel’. Che en Fidel zijn bijna heilig verklaard. Of: ‘El deporte derecho del pueblo’. Of simpel ‘Somos Cuba’.

- een koppig soort communisme. Er was een nieuwe grondwet in voorbereiding, inmiddels per referendum aanvaard. De tekst was te koop voor 5 pesos MN. We kregen niet de indruk dat de mensen erop af vlogen.

- de gieren. Ze zijn er overal, vooral aan de rand van steden en dorpen, en doen zich tegoed aan slachtafval. Áura tiñosa is de Cubaanse naam, in het Nederlands is-ie roodkopgier of kalkoengier gedoopt. Ze hebben rode koppen en kunnen prachtig op de wind zeilen. 

- de oeroude auto’s. Amerikaanse uit de jaren ‘50 (Pontiac, Buick, Ford, Oldsmobile, Chevrolet, Studebaker...), en nog meer Russische uit de jaren ‘60 (Lada, Moskvitsj, Volga). De Amerikaanse zijn voorzien van iets minder oude dieselmotoren, uit vrachtwagens of Japanse bestelbusjes. De roetpluimen zijn indrukwekkend.

- de ziekenhuizen, poliklinieken en eerstehulpposten, tot in kleine gehuchten. Het is er vaak druk.

- de wachtrijen. Voor brood, eieren, consulten, bank- en wisselkantoren, internetkaarten van de ETECSA, kantoren van de Immigración en wat niet al. Je komt aan en vraagt wie de laatste (el último) in de rij is. Op dat moment word jij de último (of última) enzovoort. Je kunt er rustig even uitstappen om een praatje te maken, ieder houdt nauwkeurig bij wie er aan de beurt is. Heel soms wordt er voorgedrongen.

- de schommelstoel. We weten niet of hij op andere Caribische eilanden ook zo veel voorkomt maar hier is ieder huis ervan voorzien. En schommelen doen ze! Die ene gastheer zit schommelend tv te kijken (baseball). Twee bejaarde dames zitten fanatiek schommelend voor hun huis. Enzovoort.

- de kleding, veralgemeniserend. Dames: héél korte broekjes of nauwsluitend lycra spul. Van boven shirtjes met diepe decolletés, maar wél bh.
Heren: van die lange korte broeken of sjofele lange broeken, en bonte overhemden of t-shirts. Allemaal heel informeel. Behalve bankpersoneel en obers in staatshoreca, die gaan gekleed in smetteloos kostuum met wit overhemd, of in uniform.

- het vervoer. Dat is volgens de Cubanen een probleem en dat is bijzonder want verder lijkt het nogal op het vervoer in andere niet zo rijke landen, in Afrika bijvoorbeeld. Men verplaatst zich hier te voet, per fiets (veel minder dan handig zou zijn), te paard (platteland), paard-en-wagen (zo’n wagen heet ook een coche, net als de auto’s), stadsbus (1 of 2 CUP), streekbus, luxe lange-afstandsbus (staatsbedrijf Viazul), mototaxi (10 CUP p.p.), fietstaxi (duurder!), taxi colectivo (vaak een grote oude Amerikaan) en de gewone taxi. Er zijn staatstaxi’s en particuliere taxi’s (vaak heel oude auto's).
Het probleem: er zijn te weinig stadsbussen, ze zijn vaak overvol. En streekvervoer is voor gewone Cubanen erg duur.

- internet, of beter het gebrek eraan. Onze eerste rij (cola): voor een ETECSA- kantoortje om de nodige kraskaartjes te kopen. 1 CUC per kaart, je kan er een uur mee het internet op. We lazen dat sinds 8 december 2018 iedere Cubaan een internet-abonnement kan nemen - als-ie het kan betalen.

- de casas particulares.
Bij het ontbijt is brood standaard en dat is vreemd in een land waar vrijwel geen graan wordt verbouwd en waar de mensen in de rij staan voor de bakker. Ook de bordjes vers fruit contrasteerden met de staatswinkels met bedorven tomaten. In het algemeen werden we behoorlijk in de watten gelegd door zorgzame en hartelijke gastvrouwen en -heren.

- de sigaren. Cohibas, Montecristo's, ... In de officiële winkels liggen de puros voor ettelijke CUCs per stuk, in mooie dozen. Het lijkt wel of de fabrieken lekken, want met wat zoeken vinden we in Habana voordeliger aanbiedingen. Bij de tabaksboeren rond Viñales kosten ze rond 1 CUC - na wat afdingen. Bij dat hamburgertentje op de hoek van Parque Central en Paseo de Martí 1 CUP. Vraag je die mooie oude heer die op zijn stoep een puro zit te roken waar hij die heeft gekocht, dan is het antwoord: en la calle, op straat. Toegegeven, die zijn soms wat minder goed.

- de winkels. Ja, er zijn winkels in Cuba. Maar heel anders dan in Europa. Onze eerste kennismaking, om de hoek van ons appartementje in Habana, was een winkel met indrukwekkende rijen rum en schoonmaakspullen.Maar nagenoeg geen levensmiddelen, op een flinke vriezer vol bevroren kippen na. We waren al blij met een blikje gecondenseerde melk.

- de marabú. Nee,geen tovenaar, maar de stekelige struik die ooit is geïmporteerd en sindsdien het eiland overwoekert.

- de muziek. Niet alleen salsa en son, ook de melodramazangers met geheel gesyntherizede stemmen die je van tv-schermen tegemoet blèren.

- Miami-cubanen, dik, opzichtig, behangen met blingbling.